Onderstaande artikel van Pieter van Os over het nieuwe oorlogsmuseum in Gdańsk verscheen op 8 februari 2017 in de Groene Amsterdammer. Pieter spreekt over die onderwerp op 28 september 2017 in Spui 25.
In strijd met het verleden
Pedagogie van trots
De politie was er snel bij. Zij heeft er maar een paar uur gelegen, terwijl een man met een soldatenhelm tussen haar benen is geknield, met zijn broek op zijn enkels en een pistool tegen haar hoofd. Hij verkracht haar, een zwangere vrouw. Titel van het beeld: ‘Komm Frau’. Het levensgrote betonnen beeld stond plotseling, in het najaar van 2013, naast een tank van het Rode Leger. Die was decennia eerder op de Avenue van de Overwinning in Gdańsk achtergelaten, als symbool van de verdrijving van de nazi’s uit Polen, in het voorjaar van 1945.
De stad, die in de Nederlandstalige routezoeker nog altijd ‘Danzig’ heet, werd door Duitsers en Russen als Duitse stad gezien. In de maanden na de ‘bevrijding’ kreeg de bevolking de rekening gepresenteerd. Zo werden vrouwen massaal verkracht door soldaten van het Rode Leger, vaak op straat en in de gedwongen aanwezigheid van vaders en echtgenoten. Met zijn monument wilde de destijds 26-jarige kunstacademiestudent Jerzy Szumczyk recht doen aan die werkelijkheid. De politie takelde het ding weg, de student werd voorgeleid en kreeg een boete. De stad Gdańsk verontschuldigde zich tegenover het Kremlin.
En toch. Szumczyk wist wat hij deed. Informeel kreeg hij waardering voor zijn actie. In een daad van burgerlijke ongehoorzaamheid liet hij immers zien wat alle Polen, van welke politieke gezindte ook, willen dat de wereld ziet en beseft: dat de Sovjet-Unie in de Tweede Wereldoorlog niet alleen bevrijdde, maar ook agressor was. Vanaf het begin. Hitler was hun land binnengevallen in Gdańsk, de ‘vrijstad’ die onder toezicht stond van de Volkenbond. En zestien dagen later deed Stalin hetzelfde. De Sovjet-Unie viel Polen binnen in het oosten. De dictators verdeelden het land. Tot Hitler de Sovjet-Unie aanviel, in juni van 1941, terroriseerden de soldaten van beide totalitaire regimes de Poolse bevolking. Zo deporteerde het Rode Leger in 1940 een half miljoen Polen naar strafkampen in het oosten. Ook executeerde het 22.000 Poolse officieren en intellectuelen in de bossen rond het Russische dorp Katyn. De nazi’s – en hun moord op drie miljoen Poolse joden – kwamen daar nog eens overheen. Al met al verloor Polen tussen 1939 en 1945 zeventien procent van de bevolking, waarmee het relatief het grootste offer bracht van alle landen in de Tweede Wereldoorlog (1).
Donald Tusk, de huidige voorzitter van de Europese Raad in Brussel en tussen 2007 en 2014 Pools premier, zag in een nieuw museum een uitgelezen mogelijkheid dit verhaal te vertellen. Dat museum zou in Tusks eigen stad verrijzen, Gdańsk, en zou het verhaal van de oorlog vertellen vanuit een mondiaal perspectief, met aandacht voor alle deelnemende landen, van Canada tot Japan, van Italië tot Nederlands-Indië. Juist in zo’n opzet zou de rol van Polen helder voor het voetlicht komen.
Gerenommeerde geleerden gingen aan de slag, inclusief wetenschappers als Timothy Snyder, bekend van een boek als Bloedlanden. Norman Davies, een Britse historicus die de Europese geschiedenis in zijn magnum opus Europe zo’n beetje bij Polen laat beginnen en eindigen, is voorzitter van de adviesraad. Het budget was toereikend: meer dan honderd miljoen euro. De organisatie verzamelde in acht jaar tijd meer dan veertigduizend objecten, waarvan een paar duizend in de vaste opstelling komen. Sinds een paar weken is het museum af. Het gebouw is spectaculair geworden en heeft iets weg van een ingeslagen vliegtuigbom. Het ging al een dag open, voor vierduizend uitgenodigde journalisten, donoren en andere betrokkenen. Zij zagen dat er opvallend veel aandacht is voor de aanloop en nasleep van de oorlog. Bovendien vertellen de objecten het verhaal van alle betrokkenen: slachtoffers, daders, meelopers, verzetshelden. De militaire strijd is slechts een element. Zoals Anna Muller, een van de betrokken wetenschappers zegt: ‘Het museum biedt een pluralistisch beeld van oorlogservaringen.’
En juist dat zint de huidige, nationalistische regering in Warschau niet. Die staat een glorificatie van Poolse militairen voor en een ontsmetting van ‘gewone Polen’, die in de woorden van de machtigste man van het land, Jarosław Kaczyński, door ‘binnenlandse en buitenlandse vijanden’ allerlei ‘ongefundeerde beschuldigingen van medeplichtigheid’ naar het hoofd geslingerd krijgen. De ‘pedagogie van schaamte’, volgens hem prevalent in Poolse onderwijsinstellingen, zal worden vervangen door een nationalistische ‘pedagogie van trots’. En het museum in Gdańsk , zei Kaczyński, zou een strikt nationalistisch perspectief op de oorlog moeten geven. En dus heeft de cultuurminister direct na de verkiezingsoverwinning in november 2015 geprobeerd de macht over het museum te bemachtigen. Dat is hem nog niet gelukt, omdat het museumbestuur in een onafhankelijke stichting is georganiseerd. Toch vond de minister een manier: hij eiste een fusie met een museum dat alleen nog op papier bestaat voor de strijd op Westerplatte, een eiland voor de kust van Gdańsk waar 209 Poolse soldaten in 1939 dagenlang hebben standgehouden tegen een overmacht van Wehrmacht-soldaten. Daarnaast verordonneerde hij een stel grondige evaluaties van de plannen van het museum, waarvoor hij enkele in Polen bekende, nationalistische historici inschakelde.
‘Van de weeromstuit viert PiS militaire kracht en, ergo, het toneel waarop die kracht zich manifesteert: de oorlog’
Wie die evaluaties leest, begrijpt dat nationalisten van de regeringspartij zich niet alleen storen aan het gekozen internationale perspectief in het museum. Daarin komt Polens grote rol in de oorlog immers helder naar voren. Het gaat ze ook om het verhaal dat de museumobjecten vertellen, dat oorlog een gruwel is en eigenlijk alleen verliezers kent. Miljoenen burgers is onnoemelijk veel leed berokkend. Een in Polen gezaghebbende historicus én PiS-senator, Jan Zaryn, ging zo ver om te beweren dat het museum te weinig aandacht heeft voor het goede dat oorlog in mensen naar boven brengt: moed, kracht, opoffering, trouw, kameraadschap. Oorlog levert een ‘test van karakter’ en scheidt zwak van sterk, in geest en lichaam.
Sebastian Lupak, een liberale journalist die regelmatig over het spelende conflict tussen museum en regering schrijft, legt uit dat PiS-prominenten en -activisten de boodschap van het museum associëren met de slogan ‘nooit meer oorlog’. Die slogan was van de communisten. Lupak: ‘Net als de VS gebruikte de Sovjet-Unie natuurlijk geweld om de eigen machtspositie te bewaren, in Hongarije, Tsjechoslowakije, Afghanistan. Maar officieel droegen communisten het ideaal van de vrede uit. Daarmee is dat ideaal besmet geraakt. Van de weeromstuit viert PiS militaire kracht en, ergo, het toneel waarop die kracht zich manifesteert: de oorlog.’
Maar ideologie is niet het hele verhaal. Met haar eis met het museum te fuseren, voert de regering ook een ordinaire machtsstrijd. De directeur van het museum, Pawel Machcewicz, is een man die wordt geassocieerd met de vorige regering, geleid door de partij van Donald Tusk. De voorzitter van PiS, Jarosław Kaczyński, gelooft in het bestaan van het kwaad, dat zich manifesteert in de daden van politieke tegenstanders. Alle belangrijke instellingen van het land moeten daarom worden gezuiverd, van media-instellingen tot universiteiten. Zelfs de directeur van een nationaal beheerde paardenfokkerij moest wijken voor een partij-activist die nog nooit een paard gefokt had.
De ontwikkelingen gaan hard. Twee weken geleden had de rechter een klacht van het museum verworpen: de fusie mocht doorgaan. De directeur zou moeten vertrekken. Maar een paar dagen geleden besloot een andere rechter dat de klacht van de ombudsman gegrond was: het museum mag zijn onafhankelijkheid niet verliezen in het zicht van de haven. Natuurlijk heeft de regering direct beroep aangetekend. Maar omdat een nieuwe uitspraak pas over één of twee maanden komt, kan het museum in de tussentijd de deuren openen, waarschijnlijk begin maart. De directeur, zo heeft hij aangekondigd, zal de opstelling daarna als intellectueel eigendom inzetten in komende rechtszaken. Machcewicz: ‘De minister kan daarna met bulldozers deze opstelling kapotmaken. Maar hij kan niet zomaar een paar elementen veranderen, omdat de expositie als een boek is, beschermd door het intellectuele eigendomsrecht.’
Ondertussen schrijven buitenlandse journalisten artikelen als dit. Ook daar is de regering weer boos over, wat goed laat zien hoe paradoxaal de gevolgen zijn van de bijkans obsessieve zorg van de huidige machthebbers over de reputatie van Polen in het buitenland. Bij de film Ida (2), waarin een Poolse boer een joods gezin vermoordt, moet een bijsluiter om te vertellen dat Polen duizenden joden hebben gered. De president overweegt de historicus Jan Gross een decoratie te ontnemen die een andere regering hem heeft verleend, omdat zijn wetenschappelijke onderzoek Polens reputatie zou bezoedelen. Enzovoort. Al deze acties zijn bedoeld om Polen er beter op te zetten in het buitenland, maar bereiken het tegengestelde doel. Net als de poging het museum in Gdansk een nationalistischer, oorlogslievender boodschap te laten verspreiden.
De afgelopen dagen reed een auto door Europa met een groot billboard met de tekst ‘Death camps were Nazi German’. Dit om te protesteren tegen het regelmatig opduikende ‘de Poolse kampen’ (3). Die term is inderdaad niet correct: Auschwitz, Treblinka, Belzec, Majdanek: ze waren Duits, op Pools grondgebied. Maar door het eindeloze gehamer hierop – het parlement heeft zelfs een wet aangenomen die het gebruik van de woordcombinatie strafbaar stelt, geen grap – krijg ik, als verslaggever in dit land, de neiging het juist te schrijven. Poolse kampen. Dit weekblad kan nu een brief op poten verwachten van de Poolse ambassade in Den Haag, met een eis tot rectificatie. Dat is staand beleid op Poolse ambassades wereldwijd. Ook dat lijkt me contraproductief. Polen vraagt er alleen maar aandacht mee voor een oorlogsverleden dat per definitie ambigu is: het oorlogsverleden van elk land is dat. Bovendien, die kampen stonden toch in Polen? Noem Westerbork gerust een Nederlands kamp. Als Nederlanders worden beschuldigd van medeplichtigheid aan de holocaust is dat niet omdat mensen Westerbork ‘een Nederlands kamp’ noemen. Het zal te maken hebben met het hoge aantal Nederlanders dat zich vrijwillig bij de SS meldde, of door de moreel ambigue situaties die oorlogen nu eenmaal creëren. Want oorlog is niet terug te brengen tot een verhaal van daders, slachtoffers en helden. En dus behoren de manifestaties van oorlogsmemorie die ambiguïteit ook te bevatten – precies wat de makers van het museum in Gdańsk beogen. Nu de regering nog.
Fotoverantwoording en voetnoten van de redactie
Foto's van Paul Raftery via DesignCurial waar meer foto´s te bewonderen zijn en waarin de opzet van het gebouw vanuit ontwerp oogpunt wordt beschreven (in het Engels). Internationaal krijgt het museum dan ook veel aandacht, niet alleen vanwege de door Pieter beschreven controverse maar juist ook in positieve zin vanwege de gekozen opzet en het ontwerp.
Lees ook de beschouwing die Jenne Jan Holtland een paar weken later schreef over het museum onder de titel 'Sluiting dreigt nu al voor net geopend oorlogsmuseum'.
(1) Het hoge aantal slachtoffers in Polen heeft lange tijd een impact gehad op de bevolkingsopbouw zoals blijkt uit een analyse van bevolkingscijfers van de VN.
(2) de film oogste internationaal veel bewondering en won zelfs meerder filmprijzen waaronder de Oscar.
(3) Het frame 'Poolse kampen', door Pieter hier bewust en opzettelijk gebruikt, wordt ook in Nederland met gebruikt.