Sneakpreview „Madame Furie” van Grażyna Plebanek
Van 18 tot en met 21 januari 2018 wordt in Den Haag Writers Unlimited Winternachten gehouden met dit jaar een bijdrage van de Poolse schrijfster Grażyna Plebanek. U kon al eerder op onze site kennis met haar maken en een stukje lezen van het verhaal 'Station Brussel-Zuid'.
Writers Unlimited
Tijdens Writers Unlimited zal Grażyna Plebanek vier bijdragen leveren onder de titels:
- 'Boek van mijn leven' waar ze vertelt over haar favoriete boek (hier terug te kijken);
- 'Ode an dei Freude' waarvoor speciaal een Poolse gedicht naar het Nederlands vertaald wordt;
- 'Fraternité! De vergeten waarde van wij-gevoel' waaraan ook Bas Heine een bijdrage levert en
- 'De woede van Europa - over de binnenste buitenstaanders van Europa'. Dit betreft een paneldiscussie onder leiding van David Van Reybrouck. Plebanek heeft zelf niet alleen ervaring met het 'leven in den vreemde'. Zo woonde ze al in Stockholm en woont ze nu in Brussel. Ze schrijft ook over migranten zoals de hoofdpersoon uit „Madame Furie”.
Inleiding tot „Madame Furie”
„Madame Furie” is het verhaal van een jonge Congolese die opgroeit in Brussel, de stad waar ook de auteur van deze roman, Grażyna Plebanek, zich heeft gevestigd. De hoofdpersoon wordt verwekt in de nacht van de legendarische bokswedstrijd tussen George Foreman en Muhammad Ali op 30 oktober 1974 in Zaïre. Als hulde aan de overwinnaar wordt het meisje Alia genoemd. De bokssport zal vervolgens als een rode draad door het boek blijven lopen. Zo wordt het boksen voor Alia een manier om zich uit te drukken en eigen waarde te bewijzen, maar ook om de opkomende agressie te onderdrukken die haar antwoord vormt op de repressieve wereld: familie, buren en collega’s.
De roman van Grażyna Plebanek schetst een genuanceerd beeld van het immigrantenmilieu in Brussel. Het verhaal van Alia laat zien hoe het koloniale verleden doorwerkt in de manier van denken van zowel de ex-kolonisatoren als van hun slachtoffers en hoe jonge immigranten richting extremisme gedreven kunnen worden. „Madame Furie” is hiermee een roman die een hoge actualiteitswaarde heeft.
Het boek is soepel geschreven en leest makkelijk weg. Maar wie het uit heeft zal merken dat het verhaal je niet zomaar loslaat.
Hieronder een drietal pagina's ter kennismaking vertaald door Jacques Dehue en Iwona Mączka.
Grażyna Plebanek Madame Furie
En zo eindigt het verhaal van het duel tussen de ‘zwarte’ Ali en de ‘blanke’ Foreman. En ik was erbij en heb gekeken, en ik ben speciaal hiernaartoe gekomen, om erover te vertellen. Dit alles is verteld door mij, Eddy, volksverteller uit Kinshasa, momenteel gestationeerd in België.
‘Vertel verder, toe vertel verder!’, riep Alia. ‘Pappa, vertel me wat er nog gebeurde!’
Eddy streek met zijn hand over zijn gezicht, alsof hij net wakker werd.
‘Ik zal alles vertellen wat ik weet. De rest vertel jij er zelf bij.
‘Wat voor rest?’
‘Wat er gaat gebeuren vanaf het ogenblik, dat je dit verhaal aan iemand anders gaat vertellen. Neem het begin maar van mij over en de rest vertel je er dan bij vanuit jezelf. Dat doen alle volksvertellers.’
‘Maar hoe moet ik nu weten, hoe het afloopt?’
‘Het loopt niet af, het loopt alleen maar verder. De enen doen het begin van het verhaal, anderen gaan ermee verder. Beloof, dat je je ogen en oren open zult houden, en wanneer de tijd komt, dan geef je dit verhaal gewoon door.’
‘Maar ik ken geen Lingala. Je zei dat je zonder het Lingala ook geen volksverteller hebt.’
‘Zonder Lingala heb je geen Eddy de volksverteller uit Kinshasa.’ De vader strekte zijn hand uit, maar toen hij het stijve, ontkrulde haar van Alia raakte, trok hij die meteen weer terug. ‘Jouw taal zal het Frans zijn.’
‘Mamma Issa zegt dat dat niet onze taal is, maar die van de kolonisatoren.’
‘De taal die we het best spreken is de onze. Als je daar goed in bent, zul je overwinnen. Net als met een zwaard. Het maakt niet uit wie het gemaakt heeft, als je het maar goed weet te hanteren.’
Begin 1983 wemelde het op de Belgische wegen van de auto’s van de Rijkswacht. De witte BMW’s met oranjerode band en blauw zwaailicht lieten de sirenes onafgebroken loeien. Bij Alia op school begonnen vreemde verhalen de ronde te doen: dat ze mensen doodschoten in winkels. Vooral in levensmiddelenzaken, zoals Delhaize of Colruyt. Die kon je maar beter niet bezoeken, het beste was om gewoon binnen te blijven, want anders kon je gedood worden bij een schietpartij. Het gerucht ging dat ze binnenkort de scholen zouden sluiten.
Mamma Issa bracht meer nieuws: de stad werd onveilig gemaakt door gewapende criminelen die overvallen pleegden op winkels, personeel martelden en willekeurige mensen beschoten: de lijken lieten ze op straat achter. In februari werd bij het ziekenhuis waar zij werkte een gewonde binnengebracht die neergeschoten was in de Delhaize in een chique wijk. Bij de winkel was zeshonderdduizend Belgische frank gestolen.
Eddy op zijn chauffeursstoel hield zijn oren gespitst om geen speculatie te missen. Bastien en zijn medewerkers hadden het uitvoerig over de psychose die de zaak in de stad teweeg had gebracht. Niemand wist wie de daders van de gewapende roofovervallen en de moorden waren: sadisten, gewone dieven of leden van een terroristische organisatie? Men begreep ook niet waarom de politie hen niet te pakken kreeg en zij al helemaal niet in staat was om ook maar enig kwaad te voorkomen. Het opschrift ‘SOS 901’ op de deuren van de politieauto’s kreeg een onheilspellend ironische betekenis.
Joe was toen al drie jaar oud en ging naar de kleuterschool, maar Fourmi wist zich nog steeds met succes te onttrekken aan de opgave om boodschappen te doen. Als Eddy zijn dochter welterusten zei, nadat hij haar een van zijn verhalen had verteld, kwam haar moeder op de rand van haar bed zitten om de dingen op te sommen die het meisje morgen na school moest kopen: uien, knoflook, maniokbladeren of spinazie, eieren, melk, gerookte vis, een blikje sardientjes, bakpoeder, zout, peper, paprikapoeder. Rijst hoefde niet, want die kocht Eddy eens in de maand in tienkilozakken en die stonden in het aanrechtkastje. Als Fourmi niets te eten had gemaakt, kon Alia na terugkomst van school tenminste zelf rijst koken en die op smaak brengen met boter en kruiden.
Wegens die boodschappen kon Alia na school niet blijven hangen om te hinkelen of touwtje te springen. Nadat ze de boodschappentassen naar huis had gebracht, had het weinig zin meer om terug te keren naar het plantsoen, daar was dan niemand meer, want de meisjes hadden de opdracht om voor het donker thuis te zijn. Alia wilde graag weer meedoen met de jongens, die tot in de avond voetbal speelden op het trapveldje, maar ze hadden intussen al iemand anders keeper. Alleen Mohammed ging soms stiekem bij haar langs. Voordat hij het gebouw binnenging, liet hij haar altijd controleren of er niemand in het trappenhuis was, want hij was bang Giovanni tegen te komen: hij zou er flink van langs krijgen als die Italiaan zou verklikken dat hij Alia regelmatig opzocht. En dus boksten ze om de beurt tegen de in de gang opgehangen zak, maar zonder een woord te uiten, opdat Mohammeds stem hem niet zou verraden.
Toen in het zie