Reis in de duisternis van het zwarte koninkrijk

Het zwarte koninkrijk – Szczepan Twardoch

In 2019 maakte we kennis met Jakub Shapiro, de Godfather van de Joodse maffia in vooroorlogs Warschau. In het slot van ‘De koning’ (spoiler alert) weet je dat hij, ondanks dat hij dat kan, Warschau en het onafwendbare onheil niet ontvlucht naar Palestina. Dat zou betekenen afscheid van 'zijn' Warschau en zijn status als koning van de (Joodse) onderwereld. Maar wat gebeurt als de grotere geschiedenis dat Warschau waar je de baas bent van je afneemt? Wat als je vrouw een spiegel voorhoudt als ze je erop wijst dat je nooit kan winnen van je tegenstanders? Immers, in je poging om te bewijzen dat je beter bent, geef je al toe aan je tegenstander en heeft deze al gewonnen. In ‘Het zwarte koninkrijk’ krijgen we antwoord wat er gebeurt met Jakub Shapiro in Warschau tijdens de oorlogsjaren en de holocaust. Daarmee lijkt en is het een vervolg op de ‘De koning’ maar het is meer dan dat.

Leven in de puinhopen

Het is najaar 1944. Warschau ligt in puin net als het leven van hen die er woonden. Vanuit de herinnering van twee personages uit het eerste boek leren we wat er gebeurt is. Ryfka, de hoerenmadam, heeft zich over Jakub ontfermd. Die is volledig apatisch en komt hun schuilplaats in de puinhopen van de stad niet meer uit. Ryfka gaat ’s nacht op strooptocht. Zij zijn zogeheten Robinsons, mensen die achterbleven in de stad nadat de Duitsers deze hadden ontruimt na het neerslaan van de opstand. Een van de bekendste Robinsons werd 'The Pianist'- Władysław Szpilman -dankijz de film van de gelijknamige titel.

Tekst loop door onder foto

Ruïnes van Warschau (bron Nationaal Digitaal Archief, zie ook deze luchtfoto van het oude stadshart)

Als alwetende verhaalt Ryfka in het ‘hiermaals’ wat er gebeurt is. Dit vult ze aan met ‘wat ze nu wel weet maar toen niet wist’. Bijvoorbeeld het levensverhaal van de Oekraïner Miron die aan de zijde van de Duitser hielp bij het oogsten van het goud uit de gebitten van vermoorde Joden en in Warschau meevocht in de strijd tegen de opstandelingen.

Het andere perspectief is beschreven door Dawid, een van de twee zonen van Jakub. Via hem leren we wat er met Emilia, de vrouw van Jakub, en zijn tweede zoon Daniël gebeurt. Hoe zij zich, nadat hun moeder Jakub de deur heeft gewezen, staande houden in het getto dankzij de succesvolle smokkelpratijken van Dawid. Met hulp van zijn moeder en broer ontsnapt Dawid uit het transport naar Treblinka om vervolgens terug te keren naar het getto. Hij wil wraak nemen op zijn vader omdat hij hem verantwoordelijk houdt voor de onafwendbare dood van zijn moeder en broer. Wat Dawid niet ziet, of wil zien, is dat hij daarin op zijn vader lijkt. Ook hij kan Warschau, zelfs het getto,  niet achter zich laten omdat dat de wereld is die hij kent.

In duisternis

Ryfka noemt zichzelf een nachtdier omdat ze overdag schuilt en ’s nacht erop uit gaat. Twardoch maakt van ons als lezer ook een nachtdier want hij dompelt ons onder in duisternis. In een wereld met lijken, met haat. Bij alle karakters overheerst de donkere kant, of het nu de egoïstische drijfveer is van Ryfka die Jakub in leven wil houden voor zichzelf of de Jodenhaat van de Duitsers, Polen en de al genoemde Oekraïner, Miron. De vertellers geven het zelf ook toe dat ze slecht zijn en dat blijken geen loze woorden. Daarin geeft, bij monde van Ryfka, de schrijver wel mee dat we niet moeten oordelen. Illustratief is daarin de levensbeschrijving van Miron die de alwetende Ryfka geeft. Zonder Holomodor en het verlies van zijn gezin was Miron waarschijnlijk gewoon boer gebleven.

Silezisch

Voor het dagblad Trouw sprak Ekke Overbeek met de schrijver Szczepan Twardoch. Naast zijn motivatie om te schrijven over de Holocaust gaat het ook over zijn afkomst. “Ik ben geen Pool. Ik ben een Sileziër die in het Pools schrijft.” Zijn persoonlijke geschiedenis (twee opa’s die in het Duitse leger zaten) krijgt een plaats in het boek in de vorm van een gedeserteerde Duitse soldaat, de Silezische Jorg Konopka. Hem laat de schrijver Silezisch praten. Twardoch zegt als hij gevraagd wordt waarom hij in het Pools schrijft: “Het Silezisch is nog niet gestandaardiseerd. Bovendien was mijn hele schoolopleiding in het Pools, daardoor is Pools de taal van mijn literaire verbeelding. De Poolse literatuur gaat terug tot in de vijftiende, veertiende eeuw. Het Silezisch daarentegen heeft niks; het is een niet-gestandaardiseerde streektaal. Sileziërs moesten altijd hun taal opgeven om hogerop te komen.”

Meer dan een vervolg

Na ‘De koning’ heeft de schrijver – en daarmee ook de vertaalster Charlotte Pothuizen – met ‘Het zwarte koninkrijk’ weer een pakkend boek afgeleverd. Waar we in ‘De koning kennismaakte met vooroorlogs Warschau gaat die boek verder zowel in tijd als in plaats met de uitstappen naar de Oekraïne en Silezië. Daarmee is het meer als een vervolg op de ‘De koning’ ook al laat de schrijver behalve de hoofdpersonen ook de potvis terugkeren.

Reacties zijn gesloten.