Zwierig en met veel gevoel voor het absurde sleept Szczygieł je door Tsjechische geschiedenis (vier sterren)
Naast onze eigen indruk van 'Geen stap zonder Bata' van Szczygieł schreef ook Jenne Jan een review die op 6 juli verscheen in de Volkskrant.
Als de vermaarde reisverslaggever Ryszard Kapuściński zich stond te vervelen bij een checkpoint in Angola, begon hij te bomen over zijn thuisland. Dat ze in Polen geen maniok eten. En dat iedereen er schoenen draagt. ‘In de winter kan iemand zonder schoenen het te koud krijgen en doodgaan.’ Verbazing alom. ‘Doodgaan van op blote voeten lopen? Ha! Ha! Is het ver naar Polen?’
In Geen stap zonder Bata – en andere waargebeurde verhalen dist de Poolse journalist Mariusz Szczygieł (1966) ook zo’n smakelijke schoenenanekdote op. Het titelverhaal draait om een Tsjechisch familiebedrijf dat in de vroege twintigste eeuw de wereld verovert met degelijk schoeisel. Oprichter Tomáš Bata is een genie. Hij rust niet voor de hele wereld Bata’s draagt, en opent overal fabrieken (Batadorp in het Brabantse Best dankt er zijn naam aan). In 1932 stuurt hij twee gezanten naar Afrika. Allebei telegraferen ze naar huis.
De één: ‘Hier draagt niemand schoenen. Geen afzetmogelijkheden. Ik kom terug naar huis.’ De ander: ‘Allen gaan barrevoets. Enorme afzetmogelijkheden, stuur zo snel mogelijk schoenen.’
De reportages uit Geen stap zonder Bata spelen in het voormalige Tsjechoslowakije, en zijn gebloemleesd uit de bundel Gottland (2006). Szczygieł won er de prix du livre Européen (2009) mee, merkwaardig genoeg in de categorie Fictie.
Zwierig en met veel gevoel voor het absurde sleept hij je door de Tsjechische geschiedenis, aan de hand van tragikomische personages die inderdaad zo uit een roman lijken te zijn weggelopen. Net als schoenenmagnaat Bata moeten ze laveren langs totalitarisme en eigenwaan, eigenlijk zoals iedere Tsjech die de pech had geboren te worden voor 1938. ‘Als een klein volk wil overleven in omstandigheden die tegenzitten, moet het zich aanpassen’, noteert Szczygieł.
Een van die nijvere aanpassers is de beeldhouwer Otakar Švec. Om de zeventigste verjaardag van Stalin luister bij te zetten, schrijven de Tsjechische machthebbers in 1948 een prijsvraag uit voor een reusachtig standbeeld. Alle beeldhouwers moeten verplicht meedoen. Švec zet het op een zuipen en levert een zo lelijk mogelijk ontwerp in. Hij wint. Een paar pagina’s later stort de hele boel – beeld én maker – in elkaar. Een noodlottige geschiedenis die dankzij Szczygieł een nieuw leven krijgt.
Szczygiel