Category Archives: Cultuur

Edward Krasiński – retrospectieve tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam

Edward Krasiński - retrospectieve tentoonstelling

In het Stedelijk Museum Amsterdam is van 24 juni tot en met 15 oktober 2017 een tentoonstelling te zien met het werk van Edward Krasiński.  Krasiński is één van de belangrijkste kunstenaars uit Oost-Europa en hoofdrolspeler van de Poolse avant-garde van de jaren 60 en 70.

Krasiński’s oeuvre, dat de laatste jaren wordt herontdekt door een jongere generatie kunstenaars en curatoren, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de moderne kunst. Bij het grote publiek is hij nog weinig bekend. De verklaring volgens curator Leontine Coelewij: “...we in het verleden eigenlijk heel weinig kennis hadden van wat er zich afspeelde in de communistische landen achter het IJzeren Gordijn. Dat in Polen ook moderne kunst werd gemaakt, daar wisten we toen nauwelijks iets van. Ondanks de moeilijke omstandigheden waaronder men in Polen leefde, was er toch een vernieuwende kunstscene. Deze tentoonstelling onderstreept de betekenis van zijn ruim 40 jaar omvattende oeuvre.”

Krasiński’s werk sluit aan bij de minimal art en conceptuele kunst van de jaren 60 en 70, internationale stromingen die goed verzameld zijn door het Stedelijk Museum.

'Lijnenspel'

In de jaren vijftig is Krasiński actief als schilder en grafisch vormgever. Begin jaren zestig maakt hij zijn eerste sculpturen in de vorm van schilderijen met een ruimtelijke component. Vanaf hier maakt hij meer en meer 'tekeningen' in de ruimte met zijn draad-sculpturen soms niet meer omvattend dan een eenvoudig lijnenspel.

De expositie in het Stedelijk omvat zijn gehele artistieke loopbaan vanaf de sculpturen van gevonden materialen uit de vroege jaren 60 tot aan de installaties van het begin van de 21e eeuw en benadrukt zijn experimentele benadering in het maken van objecten, ruimtelijke installaties en tentoonstellingen. Krasiński liet zich inspireren door de vooroorlogse avant-garde bewegingen, zoals het Poolse constructivisme. Tegelijkertijd kenmerkt zijn werk zich door een speelse humor en een dadaïstische interesse in de rol van toeval.

In de tentoonstelling zijn ruim vijftig werken te zien, waaronder hangende objecten en draad-sculpturen, die getuigen van zijn belangstelling voor de sculptuur als lijn. In 1968 introduceerde hij in zijn werk blauw plakband, een eenvoudig kant-en-klaar materiaal, waarmee hij ruimtes en objecten met elkaar verbond. Het zou zijn handelsmerk worden. Zelf zei hij hierover: “I place it horizontally at a height of 130 cm everywhere and on everything. I encompass everything with it and go everywhere.”

In de tentoonstelling zijn ruimtelijke installaties van Krasiński te zien, waarin hij fotografie en beeldhouwkunst combineerde. Krasiński’s atelier in Warschau, wordt in beeld gebracht in de film Edward Krasiński’s Studio (2012) van de Frans-Amerikaanse filmmaker Babette Mangolte. Verder komen de minder bekende performatieve kanten van zijn werk aan bod evenals zijn contact met kunstenaars als Daniel Buren en Tadeusz Kantor.

Belangrijke momenten: Protesten en een telex

In de turbulente zomer van 1968 protesteerden studenten en de Poolse intelligentsia voor meer vrijheid. Dit werd de kop ingedrukt door de regering, die een verbod op het samenkomen van meer dan drie personen instelde. Als protestactie organiseerde Krasiński Farewell to Spring, een bal waar de belangrijkste spelers van de Poolse avant-garde aan deelnamen, in een carnavaleske setting van installatie, happening en feest. Het bal was een belangrijk moment voor Krasiński; vanaf dat moment ging hij zich toeleggen op het transformeren van de omgeving om hem heen.

In 1970 wordt Krasiński gevraagd om een bijdrage te leveren aan de internationale bieannale van Tokyo. Als zijn werkstukken te laat aan dreigen te komen stuurt een telex met daarin 5000 keer het woord 'Bleu'. Hij laat de 80-meter lange strip van de telex neerleggen als vervanging voor de eigenlijke kunstwerken. Als de verscheepte kunstwerken alsnog arriveren, worden deze tentoongesteld. De reep papier van de telex wordt in een kogelvrije glazen kist tentoongesteld.

"I went to the post office and sent a telex repeating “BLUE” five thousand times. Before that, I had sent a telegram to Tokyo that I would send a telex at a specified time and that they should scatter the very long stripe on the podium with the earlier telegram."

"After that there was nothing more I could do; it was so radical there was no turning back."

Dit wordt vaak beschreven als het begin van de Poolse conceptuele kunst.

Korte Biografie van Krasiński

Krasiński werd geboren in 1925 in Łuck (zo'n 400 kilometer  oost, zuid oost van Warszawa in de huidige Oekraïne) en studeerde in de jaren 40 aan de kunstacademie in Kraków. Van 1940-42 studeerde hij interieur ontwerp en grafisch ontwerp. De jaren na de oorlog verdiepte hij zich in de schilderkunst aan de hogeschool voor kunsten onder leiding van Władysław Jarocki, Wojciech Weiss, en Józef Mehoffer. Tijdens de oorlogsjaren kwam hij ook in contact met kunstenaar als Tadeusz Kantor, Jerzy Nowosielski en Tadeusz Brzozowski.

In 1954 vestigde hij zich in Warszawa, waar hij de Galeria Foksal oprichtte met onder andere Tadeusz Kantor and Henryk Stażewski.  Met deze laatste deelde hij een atelier in Warschau  waar hij woonde en werkte, en waar kunstenaars, schrijvers en intellectuelen bijeenkwamen. Krasiński exposeerde tijdens zijn leven zowel in Polen als in New York, Parijs en in Tokio (Tokio Biënnale, 1970).

Zijn werk is onder andere te vinden in Centre Georges Pompidou in Paris, het de nationale musea in Warszawa, Kraków en Wrocław, het kunstmuseum in Łódź, de 'National Gallery' in Praag en Museum of Modern Art in New York. En nu dus voor een aantal maanden ook in Stedelijk Museum Amsterdam.

In 1996 speelt Krasiński de bijrol van Professor Haneman in de film 'Autoportret z kochanką' (zie still uit compilatie op vimeo met de vrouwelijke hoofdrolspeelster Katarzyna Figura als Diana).

De tentoonstelling

Edward Krasiński is samengesteld door Leontine Coelewij, conservator Stedelijk Museum Amsterdam en Kasia Redzisz, conservator Tate Liverpool. De tentoonstelling is een samenwerking tussen het Stedelijk Museum Amsterdam en Tate Liverpool.

Edward Krasiński is mede tot stand gekomen dankzij de bijdrage van het Adam Mickiewicz Institute, opererend onder het Culture.pl merk.

De tentoonstelling in de pers

In de NRC verscheen de dag na de opening een artikel over de tentoonstelling. Dit is (achter een inlog) te lezen op de site van de NRC onder de titel: "Met blauwe tape wilde Krasinski mensen ruimte en tijd verbinden" wat we later ook op onze site hebben mogen overnemen (dus zonder inlog).

In het Parool verscheen een recensie van de hand van Kees Keijer onder de titel: "Het atelier van Edward Krasinski leeft in het Stedelijk". Ook dit artikel zit achter een login.

In de Groene Amsterdammer schreef Koen Kleijn "Een kat in een vleugelpiano" en de schrijfster Gerdien Verschoor haalt op haar blog persoonlijke herinneringen op de kunsternaar.

Publicatie over Krasiński

Ter gelegenheid van dit eerste retrospectief van Edward Krasiński (1925-2004) in Nederland, presenteren het Stedelijk Museum Amsterdam en Tate Liverpool een publicatie.

24 x 21,5 cm | Engels | ISBN 978-1-84976-492-6 | Vormgeving: Sara De Bondt

Deze publicatie bevat essays van Jean-François Chevrier, Kasia Redzisz, Karol Sienkiewicz en Stephanie Straine, die Krasiński plaatsen in de context van de avant-gardetraditie en het mondiale minimalisme, en de performatieve aspecten van zijn werk onthullen.

Deze uitgave is verkrijgbaar bij het museum en via bol.com.

Bron teksten: onder andere Stedelijk Museum en Culture.pl. Bron afbeeldingen: Site stedelijk museum en wikiart.org. De video bij dit bericht verscheen ter gelegheid van de tentoonstelling in Tate Liverpool.

Hoe vertaal je sjoemelzaad in het Pools?

Dankzij de in Polen woonachtige journalist Pieter van Os weer een mooie bijdrage aan onze site. Deze keer over Kamil Bałuk (1988), verbonden aan instytut reportażu, die een boek schreef over vruchtbaarheidsklinieken in Nederland. Hoe vertaal je sjoemelzaad in het Pools? Een Poolse journalist heeft een lovend ontvangen boek geschreven over Nederlandse fertiliteitsklinieken. Hoofdpersoon is een…
Lees meer

Bruno Schulz-avond op 23 mei in de UvA -Bibliotheek

Bruno Schulz-avond Op 23 mei van zes uur tot half negen 's avonds is in de Doelenzaal van UvA -Bibliotheek een Bruno Schulz-avond.  De avond zal in het teken staan van deze Poolse schrijver en kunstenaar, waarbij bijzondere aandacht geschonken zal worden aan 'Brieven', een uitgave die recentelijk verscheen in de serie Slavische Cahiers. Schulz was…
Lees meer

Revival van de Poolse tango

Revival van de Poolse tango

Voor veel mensen onbekend maar voor de oorlog was de tango een populair muziekgenre in Polen. In de NRC publiceerde journalist Pieter van Os een artikel over een initiatief om de tango in Polen nieuw leven in te blazen.

Met zijn toestemming mogen we het artikel (in door hem aangepaste vorm) ook hier opnemen.

Wil je van de muziek genieten? Onderaan zijn tekst hebben we een Spotify playlist opgenomen.

Pieter van Os deelde al eerder een van zijn artikelen met ons. Lees hier Van wie is Witold Pilecki?

Wat speelde Polanski’s pianist in de bars van het getto?

Door Pieter van Os

Een jonge Israëliër verhuisde naar Warschau om de Poolse tango nieuw leven in te blazen. Het genre verdween met de holocaust.   

WARSCHAU. De muziek is niet joods, legt Noam Silberberg uit. De dirigent en arrangeur hanteert mes en vork met lange, lijzige handen, in een restaurant tussen spiegelglazen kantoorblokken in een deel van de stad dat 75 jaar geleden het getto was. Silberberg: “Net zomin als de violen, saxofoons en banjo’s van deze amusementsmuziek joods waren. Wel was tachtig procent van de componisten van de Poolse tango joods, net als het overgrote deel van de musici. Ze speelden in de bars, restaurants en nachtclubs van het Warschau uit de jaren dertig.”

Voor de oorlog leefden in Polen rond de 3,3 miljoen Polen. Drie miljoen van hen werden tijdens de Duitse bezetting vermoord. In de jaren daarna verlieten de meeste overlevenden het land. De Poolse tango was op sterven na dood. Silberberg: “Feitelijk hield de muziek op te bestaan. In de puinhopen van Polen waren niet alleen veel musici, maar ook de vraag naar lichtzinnige dansmuziek ten grave gedragen. Het communisme was in aantocht, de wederopbouw. Daar paste bombastische muziek bij, geen tango’s, foxtrots, Bostons.”

Muzikant Noam Silberberg. Foto Asaph Brosh

De twintiger Silberberg groeide op in Israël, waar hij het conservatorium van Jeruzalem doorliep. Hij stuitte op de Poolse tango terwijl hij zijn eigen Poolse wortels onderzocht. De muziek blies hem niet direct uit zijn sokken, wel was hij getroffen door het verlies van iets dat zo’n onmiskenbaar onderdeel had uitgemaakt van de cultuur van zijn voorvaders. “Overal in de wereld was de tango populair in die dagen, maar nergens was de liefde zo heftig als in Warschau. Advertenties en platen uit die tijd leren dat meer dan de helft van de populaire liedjes tango’s waren. Neem iemand als Wladyslaw Szpilman, die beroemd is geworden door Polanski’s film The Pianist. In de film speelt hij Chopin. In de bars van het getto speelde hij Poolse tango’s, avond na avond.”

Allengs begon Silberberg de muziek te waarderen. Nu is het liefde. Twee jaar geleden emigreerde hij naar Polen met een missie: de revitalisering van de Poolse tango.

Silberberg zoekt en luistert naar bekende en obscure opnames uit de jaren dertig. Hij zet de muziek op papier en laat die uitvoeren door zijn eigen dansorkestje ‘Mala Orkiestra Dancingowa’. Zelf is hij de pianist. Telkens als Silberberg genoeg geld heeft verdiend met zijn reguliere baan - genealogieonderzoeker bij het Joods Historisch Instituut van Warschau - treedt het orkestje op. “Ik betaal de musici, omdat ik de muziek alleen door beroeps wil laten uitvoeren. Als je zoiets als dit doet, moet je het goed doen.”

Tijdens het joodse voorjaarsfeest Poerim speelde zijn orkestje Poolse tango’s voor de kleine joodse gemeenschap van Warschau. Ze klinken als Argentijnse tango’s, maar dan lyrischer, misschien ook melancholieker. Silberberg: “Het lijkt op andere muziek, zeker, maar gaat hier onmiskenbaar om een eigenstandig genre. Timbre en articulatie zijn anders. Zo is Argentijnse tango gepassioneerd en ritmisch. De Poolse tango is slepender, klassieker ook, met meer violen ook. Het is Oost-Europees. Dat wil zeggen: je kunt horen dat alle musici klassiek waren geschoold. In de bars van Warschau speelden geen autodidacten.”

Het is belangrijk voor hem dat de muziek klinkt zoals die in de jaren dertig klonk. Dat lukt goed, zegt Silberberg, al is het soms moeilijk dat zijn musici naoorlogse jazz kennen, en popmuziek. “Ze zijn genegen swing te brengen waar die destijds niet was.”

Het gaat Silberberg om de authentieke uitvoeringspraktijk. Hij moet lachen om de vergelijking met Ton Koopman, die Bach uitvoert zoals de inwoners van Leipzig diens muziek destijds hoorden. Toch is hij ook tevreden met de vergelijking. “Maar jij zegt dit he? Ik niet. Het gaat hier immers niet om Bach, maar om Gold en Petersburski.”

Artur Gold met Jerzy Petersburski (bron Nationaal Digitaal Archief Polen).

De muziek heeft eigenlijk slechts tien jaar bestaan. In de jaren twintig klonken er in de uitgaansgelegenheden van Warschau al tango’s, maar die waren meestal vertaald uit het Spaans. Of de tekst was Pools, maar de melodie was uit het buitenland. Silberberg: “een mijlpaal was 1929, toen Jerzy Petersburski ‘Tango Milonga’ schreef. Die hit ging viral: binnen een jaar waren er tientallen vertalingen en was het nummer onder de titel ‘Oh, Donna Clara’ overal in Europa een megahit. Daarna ging het hard met de Poolse tango.”

De liedjes werden gezongen in het Pools, niet in het Jiddisch, de taal van de meeste Poolse joden uit de jaren dertig. Nog veel Polen kennen de liedjes vandaag. Silberberg: “Toch weten ze niet hoe die bedoeld waren en geklonken hebben in de jaren dertig. De Frank Sinatra van het genre is Mieczyslaw Fogg, geboren Fogiel. Hij was van Duitse afkomst, overleefde de oorlog, en net als Sinatra heeft hij vooroorlogse liedjes later opnieuw opgenomen, in een andere stijl. Meer slepend, met zwaardere orkestratie. Sovjet-achtig. Niet mooi, vind ik. Maar het moet gezegd: Fogg heeft de liedjes gered. Net als hij een paar joodse vrienden heeft gered, musici.”

Dat brengt ons op bij de bron van Silberbergs inspiratie. Ligt die in de muziek, of in een verlangen een deel van de cultuur van zijn voorouders te eren? Silberberg zegt dat beide niet zijn te scheiden. Het schenkt hem ieder geval voldoening om Polen te herinneren aan een deel van hún cultuur die in de oorlog is vernietigd. “Want het gaat hier om Poolse cultuur, een voorbeeld van Joodse integratie in het Poolse culturele leven. Weet je, enkele van de musici hebben Israël bereikt. Ze speelden al snel andere muziek.”

Silberberg denkt dat zijn project op steun kan rekening uit beide politieke kampen van het land, wat in de toenemende politieke polarisatie in Polen geen overbodige luxe is. “Liberalen vinden het mooi dat er aandacht is voor een product van het multiculturele Polen van voor de oorlog. Nationalisten vinden het mooi omdat ze de liedjes tot pure Poolse cultuur rekenen.”

Pure Poolse cultuur? Silberberg: “Nou ja, dat denken ze zolang ze een tikje onwetend blijven.”

Hoezo onwetend?

Silberberg antwoordt met een anekdote: “Onlangs sprak ik een Poolse leeftijdsgenoot, een student architectuur. Het was een aardige, belangstellende jongen, al bleken zijn ideeën over het jodendom typisch Pools-provinciaals. Toen hij over zijn verbazing heen was dat niet alle joden pijpenkrullen hebben, kosjer eten en regelmatig naar de synanoge gaan – en ik dus ook joods kon zijn - kwamen we te spreken over mijn project. Ik neuriede een paar melodietjes en hij was ontzettend blij ze te kennen. Ik vertelde hem vervolgens welke van de liedjes waren geschreven door joden. Zijn gezicht betrok. Echt, ik zag dat hij fysiek leek onder die kennis. Op een gegeven moment drukte hij zijn handen tegen zijn oren en zei: ‘Houdt op! Je maakt voor mij Poolse cultuur kapot!’”

Sterren van het genre

Violist/componist Artur Gold (1897-1943) ­

Gold, achterste rij, links

Trad op in het beroemde ‘Adria’ in Warschau, schreef hits als ‘Jesienne róze’ (herfstrozen) en ‘Oczy czarne’ (zwarte ogen). Leidde een dansorkest met zijn eveneens beroemde neef Jerzy Petersburgski. Net als 265.000 andere joden uit Warschau belandde Gold in een veewagon naar vernietigingskamp Treblinka. Daar ging hij niet naar de gaskamers, maar werd hem gesommeerd een driemansorkestje te leiden. Ze kregen witte, glimmende clownskostuums aan met blauwe, brede dassen. Ze speelden op een minuscuul podium. Samuel Willenberg, die Treblinka overleefde, herinnerde zich na de oorlog: “Als wij op appel stonden, betoverde Gold ons met oude melodieën, tussen de zoete, misselijkmakende stank van ontbindende lichamen die ons nooit wilde verlaten.” Gold is waarschijnlijk doodgeschoten tijdens de opstand van Treblinka, in de zomer van 1943.

Zangeres Hanka Ordonówna (1902-1950)

Zonder twijfel de grootste ster van genre. Ze was niet joods, toch werd de oorlog ook haar noodlottig. Een bewonderaar trouwde met haar, graaf en diplomaat Michal Tyszkiewicz, die liedjes voor haar schreef. De sovjets, die Polen in 1939 vanuit het oosten binnenvielen, stuurden de zangeres als klassenvijand naar een werkkamp in Oezbekistan. Ze moest er zware fysieke arbeid verrichtten. Omdat Stalin in 1941 door de geallieerden was gedwongen zijn tienduizenden gevangen Polen vrij te laten, belandde Ordonówna met uitgehongerde landgenoten in India. Daar zorgde ze voor verweesde Poolse kinderen. Ze liep tuberculose op, kon niet meer goed zingen, verzwakte snel en stierf in 1950 in Beiroet, Libanon.

Componist/dirigent Henryk Wars (1902-1977)

Schreef liedjes die Ordonówna zong. Schreef bovendien de muziek van maar liefst één op de drie Poolse films uit de jaren dertig. Eigenlijk heette hij Warszawski, maar dat klonk hem te joods. Als Pools soldaat viel hij in handen van de Duitsers, hij ontsnapte uit een trein, vluchtte naar Rusland en leidde daar vanaf 1941 het orkest van het Poolse leger dat via Perzië, Libanon en Egypte naar Europa opstoomde. Daar leverde het slag om Monte Casino en bevrijdde het Breda. Na de oorlog emigreerde hij naar de VS, waar hij lange tijd geen voet aan de grond kreeg als componist. Tot Hollywood hem ontdekte. Hij schreef onder de naam Henry Vars de soundtrack van zo’n zestig films. Hij raakte bevriend met John Wayne en toen hij stierf, was hij opnieuw beroemd, in een ander land.

Muziek beluisteren

De oude Poolse tango

Als redactie hebben we een playlist gemaakt met een drietal op Spotify te vinden cd's met de typische Poolse tango:

Hanka Ordonówna op Spotify en via Culture.pl zijn nog andere opnames te beluisteren:

Artur Gold op Spotify:

Henryk Wars op Spotify:

De muziek van Silberberg en zijn Mała Orkiestra Dancingowa

De muziek van Silberberg en zijn Mała Orkiestra Dancingowa is helaas niet op Spotify terug te vinden maar daar bieden de door henzelf op YouTube geplaatste opnames weer uitkomst zoals de video bij dit bericht en de drie opnames hieronder:

Ook zijn ze te volgen op Facebook.